Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Verder sprak de HEERE tot Jozua: Heden heb Ik [10]den smaad van Egypte [11]van ulieden afgewenteld; daarom noemde men den naam dier plaats [12]Gilgal, [13]tot op dezen dag. 10. Alzo noemt hij de voorhuid, die de Israelieten aan hun kinderen gelaten hadden, hierin meer het exempel der oubesneden Egyptenaars navolgende dan het bevel Gods. Zie Jer.9:25,26. Sommigen verstaan door den smaad van Egypte, den smaad, dien de Egyptenaars God en zijn volk zouden opgelegd en nagezegd hebben, indien zij buiten het land Kanaan hadden moeten blijven. Zie Deut.9:28. 11. Hebreeuws, van op ulieden; dat is, die op ulieden lag. 12. Dat is, rolling, afwenteling; omdat door de besnijdenis de schande van de Israelieten afgewenteld is. 13. Te weten, blijft deze naam, of houdt die plaats dezen naam.